Bruynzeel Fabrieken

bakermat van de Valk

Bruynzeel logo met de Arend
Bruynzeel logo met de Arend

afbeelding links : Paltrokmolen  (zaagmolen) "De Arend" met bijbehorende houtloodsen langs de Rotte (en in het midden de vroegere buitenplaats Woelwijk), zoals getekend door Paul van Lienden in 1750. Bijna anderhalve eeuw later vestigde zich op deze plaats de stoomtimmerfabriek van C. Bruynzeel en Zonen (foto Gemeentelijke Archiefdienst Rotterdam).

 

FAMILIE BRUIJNZEEL

De oorsprong van de familie Bruijnzeel ligt in Pulle (in de buurt van Antwerpen). De militair Pieter Claasse (Klaasz) Bruijnzeel (1728-1783) vestigde zich na de Tachtigjarige Oorlog vanuit Bergen op Zoom in Westkerke en is daar een landbouwbedrijf annex herberg begonnen. Zijn zoon was Jacob (Pieterse) Bruijnzeel (1770-1851), vader van Willem Bruijnzeel (1820-1874).

Oprichter Cornelis Bruijnzeel (1842-1901) is in Sint-Annaland geboren. Hij was een zoon van bovengenoemde Willem Bruijnzeel (1820-1874). Samen met zijn zoons Willem en Cornelis legde hij 120 jaar geleden met zijn timmerbedrijf de bakermat voor een groot industrieel concern. 

 

BRUYNZEELS'S BAKERMAT : DE AREND

Al op 22-jarige leeftijd moest zijn zoon Cornelis Bruijnzeel (1875-1956) samen met zijn oudere broer Willem (1873-1918) per 1 januari 1897 toetreden tot het traditionele aannemings- en timmerbedrijf van hun vader (Cornelis Bruijnzeel, 1842-1901). Dit bedrijf was een voortzetting van de aloude timmerfirma van Bruijnzeel senior's schoonvader C. de Haas, die toen gevestigd was aan de de Leuvehaven in het hart van Rotterdam. Zoon Cornelis had een opleiding aan de Academie van Beeldende Kunsten en Technische Wetenschappen gevolgd maar zag zijn toekomst meer als fabrikant van goede en goedkope producten voor de markt dan als architect-timmerman-aannemer van handwerk op bestelling zoals zijn vader (en zijn broer Willem). Bruynzeel sr. was lid van de Haagsche Kunstkring en had bekende ontwerpers in dienst. De reclamestand van de firma Bruynzeel op de Utrechtse jaarbeurs in 1918 werd ontworpen door Vilmos Huszár en in 1919 door het duo Piet Klaarhamer en Bart van der Leck. Huszár was de overbuurman Bruijnzeel en in 1917 al ontwierp hij een advertentie voor zijn firma. Later maakte hij ook een reclameboekje voor het bedrijf. Bruijnzeel gaf ook privé-opdrachten. Zijn landhuis in Voorburg, die hij de Arendshoeve noemde, werd ontworpen door architect Samuel de Clercq. Een van de slaapkamers in dit landhuis, een jongensslaapkamer ontworpen door Piet Klaarhamers terwijl Vilmos Huszar het kleurenschema bedacht, bevindt zich tegenwoordig in het Gemeentemuseum Den Haag. Veel ontwerpers die in opdracht van Bruynzeel sr. werkten waren lid van De Stijl. De firma Bruynzeel behoorde tot de adverteerders van het gelijknamige tijdschrift dat door deze kunstbeweging werd uitgegeven.

Van meet af aan richtte de aankomend firmant zich sterk op nieuwe buitenlandse ontwikkelingen, zowel in het bedrijfsleven als in de techniek en de architectuur. Zo had hij in 1896 een industrie-tentoonstelling in Berlijn bezocht, een studiereis naar Engeland gemaakt en aldaar enige machines aangekocht.

Ondanks aanvankelijke afkeuring door zijn vader wist Cornelis Bruynzeel zijn plannen voor een volledig gemechaniseerd houtbewerkingsbedrijf door te zetten, mèt diens financiële steun. De dependance vond onderdak aan het Zwaanshals bij de Rotte, waar kort tevoren de stoomzagerij van de firma Van Mierop door brand was getroffen .De ruïne werd in vier maanden opgeknapt en op 2 augustus 1897 vond de feestelijke opening plaats van de Stoomtimmerfabriek ‘De Arend’. De naam was afkomstig van de paltrokmolen die hier vroeger had gestaan en drie jaar eerder was afgebrand. Het beeld van de arend werd direct opgenomen in het logo van de nieuwe firma C. Bruynzeel en Zonen II, een afsplitsing van de oude firma. Deze deling was bedoeld om de jonge Cornelis meer vrijheid te geven voor de uitvoering van zijn ambitieuze productieplannen. Na twee moeizame aanvangsjaren kon De Arend zijn vleugels uitslaan. In 1900 had de fabriek al telefoon en in 1905 een speciale afdeling voor eiken parketvloeren.

 

Overigens was De Arend niet de eerste en zeker niet de enige stoomtimmerfabriek in Rotterdam, waar vooral het eeuwenoude houthandelsbedrijf Abr. van Stolk en Zoonen met zeven ‘verstoomde’ zaagmolens een groot deel van de lokale houtbewerking verzorgde en in 1897 nog zes andere houtzagers en schavers actief waren.

 

Lees hier een interessante publicatie over de historie van de Bruynzeel Fabrieken in het Jaarboek Monumentenzorg 1996.

 

De Bruynzeelfabrieken behoren tot de grondleggers van de Nederlandse standaardisatie van de bouw. De fabrieken produceerden keukenblokken, vloeren, deuren en andere gestandaardiseerde bouwelementen. Op die manier werden duurzame gebruiksartikelen en materialen bereikbaar voor brede groepen van de bevolking.

In de periode van 1920 tot 1936 ziet Cees Bruynzeel steeds meer aandacht voor de keukenruimte ontstaan. Door het gebrek aan dienstbodes komen steeds meer vrouwen in hun eigen keuken te werken en zien ze hoe ongemakkelijk deze ruimte is ingericht. Ze beseffen zich hoeveel tijd en moeite het huishouden eigenlijk kost. In deze zelfde periode bestudeert Piet Zwart, hoofdontwerper van Bruynzeel, het leven in en om de keuken en komt in 1937 dan ook met een keukenontwerp waarin functionaliteit en gebruiksgemak centraal staan. In 1938 komt de keuken op de markt. Het gevolg was dat vele huishoudens in het naoorlogse Nederland een "Piet Zwart"- Bruynzeel-keuken in huis hadden.  Meer over Piet Zwart, lees  ook HIER.

 

Willem Bruijnzeel richtte in 1947 de Bruynzeel Suriname Houtmaatschappij op, die

gezaagd en geschaafd hout, triplex, spaanplaat en vloeren produceerde. Toen in de jaren ’50 de woningnood groot was en de houtfabriek naar een toepassing voor houtrestanten zocht, waren de Bruynzeelwoningen een oplossing. De bouwpakketten waren gedurende 40 jaar een groot succes en Bruynzeel zou een belangrijke werkgever in Suriname worden. lees hier meer over de activiteiten in Suriname.

In Suriname  en het Caribisch gebied staan nog vele van die "Bruynzeel huisjes", daar begin jaren '50 geïntroduceerd door Wout Bruynzeel. Lees er meer over in dit artikel.

Lees hier tevens een zeer uitgebreid interview met Willem Bruijnzeel waarin hij vertelt over zijn werkzame leven. 

 

Uiteindelijk werkten er meer dan 12.000 mensen voor Bruynzeel in 28 fabrieken in 14 landen. Halverwege de jaren '70 van de 20e eeuw ging het bergafwaarts met het bedrijf. Onder andere het inzakken van de bouwmarkt, de crisis aan het begin van de jaren '80 en de grote investeringen die de vele productielocaties vergden, leidden ertoe dat Bruynzeel in 1982 failliet ging.

Een uitgebreid verslag van R.Giljam, over de bloei én de ondergang van het Bruynzeel concern leest u hier. 

advertentie  - Stoomtimmerfabriek "De Arend" in Rotterdam. In de as gelegd in 1919.
advertentie - Stoomtimmerfabriek "De Arend" in Rotterdam. In de as gelegd in 1919.


HOE HET BEGON 

Het ontstaan van de Valk is onlosmakelijk verbonden met Cees Bruijnzeel jr. (1900-1980). Cees jr. was een van de twee zoons van de bovengenoemde oprichter C.Bruijnzeel sr. en werd in 1920, op de jonge leeftijd van 20 jaar, directeur van de N.V. Hollandse Deurenfabriek C.Bruynzeel en Zonen in Zaandam. De eerste fabriek van de Bruijnzeels heette "De Arend" en stond in Rotterdam. Na een brand in 1919 werd deze volledig in de as gelegd. De fabriek werd weer opgebouwd maar veel ruimte voor verdere groei in Rotterdam was er niet. Daarom werd een nieuwe fabriek gebouwd in Zaandam, aan het Noordzeekanaal.

De fabriek opende in juni 1921 en ontwikkelde zich razendsnel tot wereldleidend fabrikant van houten deuren en vloeren. Lees meer over de historie van het bedrijf in "Monumenten en Bouwhistorie".

 

Willem Bruynzeel werd in 1928 directeur van N.V. Bruynzeel's Vloerenfabriek. Lees hier een interview met Willem Bruynzeel waarin hij zijn levensverhaal vertelt. 

 


ZEILEN

De gebroeders Bruijnzeel waren beide gepassioneerde zeilers, Cees was de bekendste van de twee.

Bruynzeel wilde meedoen aan twee opeenvolgende oceaanraces: van Newport naar Bermuda, en van Bermuda naar het Duitse Cuxhaven. Hij liet de Zeearend hier speciaal voor bouwen.

De Zeearend was een ontwerp van Olin Stephens, een Amerikaanse bouwer van zeilschepen die in een paar jaar een grote reputatie had opgebouwd. Het interieur was ontworpen door typograaf en industrieel ontwerper Piet Zwart, die ook keukens voor Bruynzeel had ontworpen.

De planning luisterde erg nauw: de Zeearend werd op 25 mei 1936 in Amsterdam te water gelaten en een paar dagen later in Rotterdam aan boord gehesen van het SS Veendam – een schip van de Holland-Amerika lijn. Zo gingen Zeearend en bemanning naar New York. Inmiddels was de belangstelling van de media op gang gekomen; de tocht was te volgen in de kranten en de AVRO besteedde regelmatig radiozendtijd aan de race.

Hiervan is een bijzondere film te zien op de website van EYE. In 4000 Mijlen onder zeil (1937) en de later gemonteerde geluidsfilm De Zeearend (1941) 

Cees won met zijn jacht de ‘ Zeearend’ ook in 1937 de Fastnet Race. Na de oorlog volgden er nog andere jachten van Cees Bruijnzeel zoals de Zeevalk, de Stormvogel en de Stormy. 

Tijdens zijn zeiltochten heeft Kees Bruynzeel veel Nederlands zeiltalent aan boord gehad, zoals, Willem Coolhaas, Ricus van de Stadt, Frans Hin, Henny Zuiderbaan en Aedgard Koekebakker. Cees Bruynzeel overleed in 1980 tijdens een wedstrijd in de Griekse wateren aan boord van zijn jacht "Stormy", aan een hartstilstand. Cees Bruynzeel was begin jaren 60 naar Stellenbosch in Zuid-Afrika verhuisd, waar hij in 1962 een opmerkelijk huis "DIE HOGE HOEK"  had laten ontwerpen en bouwen. 

 

Kijk ook op de Beeldbank De Zaansche Molen voor meer afbeeldingen van Bruynzeel Zaandam en HIER voor historische afbeeldingen van de Bruynzeel gebouwen. 

geluidsfilm van Jan Hin : "De Zeearend" (1941) 


 Ricus (E.G.) van de Stadt (1910-1999)
Ricus (E.G.) van de Stadt (1910-1999)

RICUS VAN DE STADT

Een van de vaste bemanningsleden bij CB was Ricus (E.G.) van de Stadt, (1910-1999).

Na de beëindiging van zijn opleiding als scheepsbouwkundige in 1932 was de werkgelegenheid in de zeescheepsbouw uitermate slecht. Na 5 maanden zonder werk, tijd die hij besteedde aan het bouwen van kano's, werd hij als scheepstekenaar aangenomen bij Nic. Witsen en Vis in Alkmaar, bouwer van stalen motorboten, tegen een salaris van fl. 25,- per maand, reiskosten voor eigen rekening. Het was duidelijk dat deze baan geen perspectief kon bieden. Met medewerking van familie en relaties lukte het Ricus om aandeelhouders te vinden voor een nieuw op te richten vennootschap, de E.G. van de Stadt Scheepswerf N.V., met een aandelenkapitaal van fl. 25.000. Hiermee werd het terrein van de voormalige Zaanlandsche Kalkbranderij, groot 3600 m gelegen aan de Voorzaan, tegenover de Begraafplaats, gekocht.

Ricus bouwde niet alleen houten zeilschepen zoals O-jollen en Draken, maar was ook zelf een zeer verdienstelijk wedstrijdzeiler. Voor de Olympische Spelen van 1936 in Duitsland bouwde de werf in 1935 zes Olympiajollen, die, besteld door de KNWV, ter beschikking werden gesteld voor de training van O-jollenzeilers. Een selectiewedstrijd in mei 1936 op het Buiten IJ tussen de 6 beste O-jollenzeilers resulteerde in de aanwijzing van Daan Kagchelland als deelnemer aan de Olympische Spelen. Dit leverde voor Nederland een gouden medaille op. Ricus was reserve deelnemer. 

Lees meer over Ricus van de Stadt op deze pagina.

 


WAT IS "HECHTHOUT" ?

Onder: het allereerste Hechthout was 3 laags, daarboven het nieuwere Hechthout dat 5 laags is. (klik voor grotere afbeelding)
Onder: het allereerste Hechthout was 3 laags, daarboven het nieuwere Hechthout dat 5 laags is. (klik voor grotere afbeelding)

hierboven: triplex-en fineer fabricage bij Bruynzeel


HECHTHOUT (in het Engels : "marine-plywood")

Bij de Bruynzeel-fineerfabriek was zojuist een nieuw plaatmateriaal geïntroduceerd onder de naam "Hechthout". Dit watervaste triplex was 7 mm dik, gemaakt van 3 lagen mahonie fineer, waarvan de houtdraden elkaar kruisten. De fineerlagen variëren in dikte van 1,2 en 3 mm. Dit 7 mm "Hechthout" bestond uit een kern van 3 mm en twee buitenlagen van ieder 2 mm. Vanaf de jaren 60, met het verbeteren van de techniek en de lijmsoorten werd 7 mm  "Hechthout" gemaakt van 5 fineerlagen (zie foto hierboven).

Toch is het verbazingwekkend dat zelfs na 80 jaar gebruik als zeilboot, grote delen van het oude 3 laags "Hechthout" nog in puike conditie kunnen zijn. 

"Fineer" wordt gemaakt door houten stammen te "schillen". Na de voorbereiding zoals het verwijderen van de bast en het koken van de stammen komt de stam in een machine die de stam vastklemt en ronddraait, met een vlijmscherp mes op volle breedte worden de lagen fineer ervan af geschild. In bovenstaande filmpjes kunt u zien hoe dat te werk gaat. 

Met "Hechthout" – de naam werd door Titia Verkade, de vrouw van Cees Bruijnzeel bedacht – wilde men van het slechte imago van “triplex” af. 

In het nieuwe "Hechthout" was een lijmsoort "Kauriet" verwerkt, die watervast en kookvast was. Bruynzeel had hiervoor een eigen kauri-fabriekje. 

Cees Bruijnzeel jr. had al enkele jaren een van fineer gelijmde buitendeur bij zijn huis in het water liggen en men maakte in de Bruynzeelfabriek al gefineerde buitendeuren van watervast triplex. In 1938 was men gestart met de productie van door Piet Zwart ontworpen "Bruynzeel keukens" die door heel Nederland een begrip werden. 

 

OORLOG.........

Meteen nadat Duitsland op 1 september 1939 Polen binnenviel en de Engelsen en Fransen Duitsland op 3 september de oorlog verklaarden, ging Cees de dag erna bij zijn zeilvriend Ricus van de Stadt langs op kantoor. 

Cees kon zich geen leven zonder zeilboot voorstellen en had waarschijnlijk verwacht en gehoopt dat Nederland wel weer neutraal zou blijven, net als in de Eerste Wereldoorlog. Hij besefte maar al te goed dat het zeezeilen onmogelijk zou worden en bedacht een plan om toch te kunnen blijven zeilen in de oorlog die komen zou. Daarvoor had hij de fabriek en het geschikte materiaal ter beschikking. Daarnaast was het een mooie gelegenheid om het watervast triplex uit te proberen in de jachtbouw.

 

HET PLAN 

Ricus van de Stadt zou gedurende een half jaar voor halve dagen bij Bruynzeel in dienst treden om een ontwerp te tekenen en de productie hiervan voor te bereiden. Het moest een open jachtje worden met ca. 16m2 zeiloppervlak dat in serie geproduceerd kon worden; een jachtje zowel voor familiegebruik als voor wedstrijdzeilen. Verder moest het niet groter worden dan 6.50 m, dan kon het net uit drie platen hechthout worden gebouwd. Zelfs de bouwtijd kreeg Ricus mee, in 150 uur moest het scheepje serie-matig te bouwen zijn ! Een tegenwoordige werf houdt ca. 500 uur aan voor het bouwen van een Valk. 

 

VAN TEKENTAFEL VIA MODEL NAAR PROTOTYPE

Van de Stadt maakte de eerste tekeningen op zijn eigen werf en hij verdiepte zich ook in de productielijn bij de fabriek. Het was de bedoeling dat de machines van de keukenfabriek zouden worden gebruikt. De aanpassingen van de zaag- en de freesmachines moesten door Van de Stadt zelf worden uitgedacht. Van afvalhout werd een model gemaakt, waarop toestemming kwam een prototype te bouwen. 

Met dit prototype werd onder soms barre winterse omstandigheden op het Noordzeekanaal proefgevaren.Eerst uitgevoerd met een midzwaard en al snel omgebouwd tot kielboot.  Het was inmiddels december 1939 en het ijs in de balkenhaven in Zaandam moest worden gebroken om op het Noordzeekanaal te komen. Cees Bruynzeel probeerde zelf tezamen met twee bemanningsleden het scheepje uit. Er kwam ook een tweede prototype en mogelijk was er zelfs nog een derde. 

 

AANPASSINGEN AAN HET PROTOTYPE

Het prototype was 1.90 m breed en wat hoekig, een “kistmodel”.  Het bleek niet te voldoen en kreeg een grote aanpassing. 

Het tweede protype was 2,00 m breed, het midzwaard werd vervangen door een vaste bulbkiel. Hierdoor zeilde boot beter: werd stabieler, ontstond er meer ruimte in de kuip en bleef ook de bouwtijd binnen de 150 uur. 

Het ontwerp zat vol nieuwe snufjes, zoals de maststrijkinrichting en de kastjes zonder hang en sluitwerk, dus zonder scharnierende delen. 

De vogelnaam “Valk” kwam uit de koker van de familie Bruynzeel en reflecteerde aan namen van het zeegaande jacht van Bruynzeel, de “Zeearend” en ook aan het logo van de ‘Arend’, de naam van de oude stoomtimmerfabriek dat het bedrijf nog altijd voerde. Buynzeel ontwikkelde in eigen laboratorium speciale onderwaterverven voor te bouwen Valken. 

Ricus van de Stadt werd geassisteerd door Albert Borgart. Borgart kwam met een tekening van een kromme gaffel, zoals gebruikelijk was bij platbodems. Van de Stadt vond die in eerste instantie niet bij de Valk horen, maar stemde uiteindelijk toe.

Ook liet Cees Bruijnzeel later, in 1941 een door Ricus van de Stadt een 10 m lang, hechthouten kajuitjacht ontwikkelen met de naam “Havik”. Dat was eigenlijk een ruim  1,5 x vergrote Kajuitvalk. KIJK VOOR MEER INFORMATIE OP DE PAGINA HAVIK

 

DE VALK VEROVERT DE ZEILWERELD

 Op 12 december 1939 werden bij het octrooibureau in Den Haag de naam en het zeilteken van het ‘Valkjacht’ ingeschreven. De productie kwam in januari 1940 op gang. Het was Van de Stadt gelukt de bestaande machines geschikt te maken voor de jachtbouw. Aanvankelijk was de productie vier stuks per week. Dit werden er later vijf. Maar ... nu moesten ze ook nog aan de man worden gebracht!

In de Waterkampioen waren er al eerder artikelen aan het nieuwe jachtje en het materiaal gewijd. Vanaf maart 1940 waren er in het weekend ook demonstraties. Hierbij raakte Wim Ritman, een bekende Olympiajolzeiler, betrokken. Hij was nu niet alleen bemanningslid van de ‘Zeearend’, maar werd ook ‘tussen de bedrijven door’ vertegenwoordiger/promotor van de Valkjachtjes.

Op 10 maart 1940 vond de eerste promotie bij een vereniging plaats, bij ‘De Kaag’. Daar was men enerzijds vol lof over het scheepje, maar anderzijds sceptisch over de duurzaamheid van het materiaal. Men twijfelde vooral aan de watervaste lijm. Niettemin werden er toch gelijk vijf Valken verkocht. 

Demonstraties waren er in het voorjaar van 1940 verder in Reeuwijk, Loosdrecht en Grouw. Vooral de demonstratie in Grouw was zeer belangrijk, want hierbij waren zowel het bestuur van de K.V.N.W.V. als het N.N.W.B. aanwezig.

Natuurlijk was Bruynzeel er veel aan gelegen om de Valk als officiële wedstrijdklasse erkend te krijgen. Daartoe werd in Grouw op 31 maart 1940 de strijd aangegaan met de 16 m2- en de 30 m2-klasse.

Bruynzeel verzekerde zich daarbij van de assistentie van ervaren zeilers als Ricus van de Stadt en jachtonwerper H. Lemstra. Met ruim verschil werden de andere klassen verslagen.

 

RECLAMECAMPAGNE

Met slogans als ‘laat je oliegoed vandaag maar thuis Jan’ werd duidelijk gemaakt dat de boot niet buisde. Ook niet bij woelig water! Met de kreet ‘Zwalk met de Valk’ werd duidelijk gemaakt dat de boot heel geschikt was voor zeilvakanties. In de advertenties sprak men zelfs van ‘Valkjacht’. Ook kon men na ‘voorafgaand bericht’ op zaterdagmiddag (zaterdagmorgen werd nog gewerkt) en zondag bij Bruynzeel’s Deurenfabriek een demonstratiejacht bezichtigen.

De Valk werd met complete uitrusting  aangeboden voor ƒ 595,-. De eerste 25 stuks werden echter geleverd voor de introductieprijs van ƒ 550,-. De uitrusting bestond uit een grootzeil en een fok van Egyptisch katoen, twee kurkzakken en katoenen schoten. Voor ƒ 65,- meer kon een wedstrijduitvoering worden geleverd, bestaande uit o.a. een genuafok en een parachutespinnaker met spinnakerboom.

filmbeelden van de eerste proefvaarten met de Valk prototypes door C.Bruijnzeel jr.

In het jubileumboek 50 jaar Bruynzeel 1897-1947 staat deze afbeelding en tekst :

"Uit financieel oogpunt was het bouwen van de jachten een enigszins trieste onderneming. De officieel vastgestelde prijs van de scheepjes was Fl.645,- maar zodra zij de fabriek verlaten hadden, gingen zij menigmaal voor fantastische bedragen in handen van derden over en een prijs van fl.7000,- en meer behoorde niet tot de uitzonderingen".

 

DE VALK EEN WEDSTRIJDKLASSE

Enige kleine tekortkomingen werden ook ontdekt. Zo sneuvelde op de Kaag een mastspoor. Deze werd later zwaarder uitgevoerd.

Intussen was in Nederland de mobilisatie ingegaan en moesten zeezeilers ‘binnengaats’ blijven. Cees Bruynzeel trachtte een aantal collega-zeezeilers geïnteresseerd te krijgen voor zijn nieuwe vinding. Belangrijk was ook dat zeilverenigingen de Valk zouden opnemen in hun wedstrijdprogramma. ‘De Kaag’ was de eerste, die op 28 en 29 april 1940, net voor het uitbreken van de oorlog op 10 mei, de Valkjachten opnam in de "Voorkaag". Ook in Friesland kreeg de Valk toelating tot de wedstrijden met de status van ‘invitatieklasse’. De Firma R.Moedt in Sneek kocht een aantal Valken voor de verhuur en werd vertegenwoordiger voor de Bruynzeelvalken in Friesland.

De Valk zeilde dat jaar mee in de Kaagweek, op de Braassem, Loosdrecht en in Friesland o.a. op de Sneekweek. 

Op 21 december 1940 was het zover dat de Valk door de Verbonden werd erkend als ‘Nationale klasse’.

Uiteindelijk heeft Bruynzeel in het begin van de oorlog zelf 250 stuks gebouwd, waarvan 100 Valken in 1940 en in 1941 nog eens 150 boten. Daar behoorden ook 25 Kajuitvalken bij, een speciale uitvoering met vaste buiskap en twee langsscheepse kooien. Meer weten over de Kajuitvalken ? klik op de pagina Kajuitvalk.

De fabricage stopte in 1941, omdat het materiaal niet meer beschikbaar was om een complete boot te bouwen. 

 

NA DE OORLOG

Na de Bevrijding in 1945 hernam Bruynzeel de bouw van Valken niet meer, de rechten werden overgedragen aan Jachtwerf Beekman in Oude Wetering.

Beekman bouwde de Valken 201, 202, 203, 204, 206, 207,  211, 212, 213, 216, 217, 218, 219, 220, 222, 223, 225, 226, 228, 227, 229, 230, 231, 232, 233, 234 en 235 en nog een onbekend zeilnummer.  In de winter van 1949/1950 ging de werf failliet. 

De Bruynzeelmallen werden in 1950 gekocht door Jachtwerf Schuilenburg op het Kaageiland. Anno 2023 bestaan die mallen nog steeds, deze liggen in opslag bij Jachtwerf Ad Spek. 

De latere boten zijn door verschillende jachtbouwers en door zeer ervaren zelfbouwers gebouwd. In totaal zijn er ca. 900 boten vervaardigd.

 

Lees HIER meer over Jachtwerf Beekman.....

 

Het succes van "Hechthout" en de Valk leidde vanaf eind jaren 50  tot het ontstaan van nog vele andere scheepstypen gebouwd van Hechthout zoals de Top, Flits, Schakel, Spanker en het Waarschip.

 


Hieronder: De historie van de Valk werd in 1970 door Cees Bruijnzeel jr zelf opgetekend, lees hieronder (klik voor een vergroting)


iedere Bruynzeel-Valk werd voorzien van een messing bouwplaatje met daarin gegraveerd het bouwnummer
iedere Bruynzeel-Valk werd voorzien van een messing bouwplaatje met daarin gegraveerd het bouwnummer

KLIK HIER VOOR DE PAGINA MET DIVERSE BOUWPLAATJES

rood = de  1e prijs, wit= de 2e prijs en blauw = de 3e prijs
Bruynzeel prijzen uit de oorlogsjaren in nationale driekleur
De eerste Valken op de Kaagweek - 1940
De eerste Valken op de Kaagweek - 1940



 

31 maart 1940, Grouw (Frl). Demonstratie wedstrijd voor de K.V.N.W.V. en de N.N.W.B.:  Ricus van de Stadt en dhr. Lemstra tuigen de Valk op. Cees Bruijnzeel kijkt toe. De overige foto's zijn van voor en tijdens de wedstrijd tegen de 30m2 "Li" en de twee scheepjes van de 16m2 klasse . 


Hieronder: de tewaterlating van Valk 9 "Goesting" van Wim en Nelleke Ritman en Valk 25 "Goesting" waarmee zij korte tijd later gingen zeilen.


Hieronder : 15 maart 1941 : een groep nieuwe Valken en 1 Kajuitvalk worden versleept van Bruynzeel in Zaandam naar De Kaag. (foto's met dank aan de fam. Ritman)


hieronder : zomer 1941 - de laatste 2 Valken worden in Zaandam opgehaald. De bouwnummers 249 (zeilnummer 183) "Jantje Bart" en bouwnummer 250 (zeilnummer 184) " Jan Haring II". De registratie van de meetbrieven staat korte tijd later in de Waterkampioen. 


Stichting Valkenkring Grou

Kamer van Koophandel nr. 80497810

RSIN 861692925

e-mail : info@valkenkringgrou.nl

 

IBAN : NL56 INGB 0007 6715 18

t.n.v. Stichting Valkenkring Grou 

wij werken nauw samen met de Valkenklasse Organisatie
wij werken nauw samen met de Valkenklasse Organisatie